Gisteren kreeg ik een vervangende poetsvrouw, luisterend naar de naam ‘Maria’. De bel ging. Voor mij stond een Vlaamse vrouw van rond de 60 met halflang blond haar en een gezellig buikje. ‘Goedemorgen’, zei ik vriendelijk. ‘Goedemorgen’ en ze stormde m’n huis binnen. Ze had me nog niet aangekeken. ‘Oei’, dacht ik. Ze zette haar tas en spullen neer. ‘Welkom’, zei ik. Op ’t woord welkom hield ze even halt, toverde een glimlach naar boven en keek me aan. ‘Merci’ zei ze met een zonneke in haar gezicht. ‘Okee, dat komt hier goe’, dacht ik. We deden een babbeltje, maar niet te lang. Ze wou er meteen invliegen en ik hoefde haar nix uit te leggen. Voor ik ’t wist was ze vertrokken: Poetserdepoetserdepoets. In een mum van tijd had ze de garage gedaan. Ik was binnen aan het zingen, wat ik meestal ’s morgens doe. Even later kwam ze binnen. Ik ging gewoon door.
Ik wist niet of Maria mijn gezang kon waarderen, maar hé, het is mijn huis en ik ben iets aan het doen wat andere mensen ‘werk’ zouden noemen. Geruisloos liep ze langs me terwijl ik op m’n gitaar aan het tokkelen was. Kousevoetend liep ze de trap op, helemaal betoverd door de situatie. Toen ik klaar was met ’t lied hoorde ik, vanuit de keuken: ‘Da’s hier mè gratis concert, oefwa?’
Mijn vaste poetsvrouw heeft niet liever dan dat ik zing als zij aan het werk is. Ze komt hier al jaren. Enige nadeel is dat ze de laatste tijd commentaar geeft: ‘Da was vorige keer toch beter precies’ (iets wat ik tegen haar nooit zeg).
Even later bood ik haar een taske koffie aan. Dè kans om deze speciale dame eens te horen babbelen. En babbelen deed ze. Ik stelde één vraag en ze was vertrokken voor een kwartier. ‘Ik ga volgend jaar met pensioen. Emmiek aajndeluk is taajd veur mun aaige.’ Ik teer op dit soort zinnetje. Ik heb een zwak voor dit soort madammen. Altijd gehad. Die madam mag uuuren tegen mij babbelen.
Even later moest ik door, ik ging naar de fitness. ‘Zeddal weg oefwa?’ zei ze zichtbaar teleurgesteld. ‘Eh – ja.’ ‘Spoojtig’.
Toen ik m’n tas aan het pakken was hoorde ik haar zingen en lustig neuriën. En daar werd ik dan weer blij van. Da’s ’t leuke aan zingen… het is besmettelijk.